In september 1999, heb ik als vrijwilligster meegeholpen aan een kamp voor invalide personen. Een verre nicht van mijn papa was één van de organisatoren van het kamp “Ter Helme”, in Oostduinkerke. Een paar maanden hiervoor had ze mij tijdens een etentje bij hen thuis gevraagd of ik geen interesse zou hebben om mee te helpen. Vol enthousiasme heb ik ja gezegd.
Bij mijn aankomst werd er mij de andere vrijwilligster aangewezen met wie we samen voor 2 zwaar invalide (zowel mentaal als fysiek) dames zouden zorgen.
De kamp duurde 10 dagen. Overdag waren er activiteiten, zoals: bezoek aan een pretpark, een dag naar Antwerpen gaan, een middag ravotten aan zee,…
Ik zorgde dus voor die 2 dames samen met een andere vrijwilligster. Hoe zorgde ik voor hen? Wassen, aankleden, tanden poetsen, hen helpen met naar het toilet gaan, medicatie geven, helpen bij het eten,… Maar er ook voor zorgen dat ze een hele fijne tijd beleven. Al die invalide personen kijken het hele jaar uit naar deze 10-daagse vakantiekamp. Voor hen is het een verademing, momenten van intens plezier,..
En wij, vrijwilligers zorgden hiervoor.
Overdag zorgde iedereen een beetje voor iedereen.
Ik had het niet zo moeilijk in het contact met de invaliden, want het contact was zo zuiver. Ze zeiden, of toonden wat ze wilden. Het contact met de andere vrijwilligers was niet zo fijn. Velen van hen kenden elkaar omdat ze al verschillende jaren meehielpen. Ik weet nog dat ik tijdens het pretparkbezoek aan iemand vroeg of ze met mij mee wou gaan naar het toilet, want één van de kampgangers moest nodig gaan. Ik was bang om de weg erna niet meer terug te vinden (slechte oriëntatie). Ze is met veel tegenzin meegegaan.
Ik heb het vooral fysisch moeilijk gehad. Het weinig slapen (altijd alert blijven als één van de 2 dames s’nachts riep om naar het toilet te gaan), weinig tijd om te eten, het opheffen uit de rolstoel,…
Ik herinner mij vaag ook dat ik op een gegeven moment het mentaal moeilijk heb gehad.
Want de andere vrijwilligster met had mijn medicatie moeten verstoppen. En die nicht heeft mijn moeder opgebeld. Mijn mama zei dat ze mij zou komen ophalen. Ik weigerde. Ik wilde absoluut blijven tot op het einde van de kamp. En de verantwoordelijke vond dat ik het zo goed deed, dat ik zo zorgzaam was voor iedereen.
Ik had mijn trots, en wilde niet falen. Het was erg belangrijk voor mij. Ik voelde dat ik het niet zo slecht deed, en dat het mij zoveel voldoening gaf.
Een paar maanden voordien was ik voor de eerste keer opgenomen in psychiatrie. En een week of twee ervoor was ik op tennisstage geweest, samen met mijn broer, in Engeland (Oxford).
Na deze kamp wist ik dat ik graag zou willen werken met invalide mensen. Hen gelukkig zien, hen zo dankbaar zien, is al die moeite waard geweest. Ik voel mij gelukkig en blij als ik anderen kan helpen.
Oververmoeid, mentaal en fysisch uitgeput werd ik terug opgenomen. De psychiater vond het niet zo’n goed idee dat ik in die sector wilde werken. Wat kon hij daar nu van weten? Ik was zo vermoeid omdat ik voor mij ten volle 100% ingezet heb. Iets wat ik steeds doe.
In mei 2002, het ging toen ietsje beter met mij, na verschillende opnames. Ik zocht vrijwilligerswerk. Ik vond iets dat me aansprak “The Belgian Paralympic Championship”, in Antwerpen. Een beetje administratief werk de eerste dagen, en erna de mensen onthalen uit verschillende landen, alleen op hotel zijn. En de kans krijgen om een beetje van de spelen te zien.
De eerste dag pas in de namiddag toegekomen. De week voordien werd mijn handtas gestolen uit mijn wagen, terwijl ik aan het wachten was aan een rood licht in Brussel, s’avonds rond 22u. (dom van mij om mijn handtas op de passagierstoel te laten).
Het adminstratief werk verliep vlotjes. De mensen waren tevreden. Een dag of twee later moest ik een persoon uit Spanje gaan halen aan het station. Ik dacht dat er maar één station bestond in Antwerpen, maar blijkbaar was ik aan het verkeerde. De verantwoordelijke opgebeld en die zei dat ik aan de andere spoorweg moest zijn. Ik vroeg hoe ik er moest geraken. Hij zei tegen mij om de sporen van de tram te volgen. Ik had toen nog geen GPS Wat een stress heb ik gehad, ook om erna het hotel terug te vinden. Twee dagen later werd er mij gevraagd om mensen uit Zuid-Afrika op te halen met een busje op de luchthaven van Zaventem. Ik schrok ervan. Heb onmiddellijk gezegd dat ik wit niet wilde doen, dat dit niet in mijn takenpakket stond, en die verantwoordelijkheid niet wilde nemen. Gelukkig heeft een andere vrijwilligster gezegd dat zij zou rijden. Aangekomen op de luchthaven duurde het wachten erg lang. Hun valiezen waren niet mee met de transfert. Die avond laat opgebleven en wachten dat hun valiezen toekomen in het hotel. En de volgende ochten vroeg op. Die avond was er varkensvlees op het menu, en dus gevraagd of ze iets anders konden krijgen.
De dag ervoor had ik mij ook al suf gezocht naar een zwembad waar een Spaanse atleet kon oefenen.
De volgende avond zijn mijn ouders gekomen. We zijn samen iets gaan eten. Tijdens het eten kreeg ik telefoon van een verantwoordelijke of ik een groep kon onthalen. Ik zei dat ik op restaurant was met mijn ouders. Toegekomen aan het hotel, heb ik nog een glaasje wijn gedronken aan de bar met 2 verantwoordelijken. Ik had dit beter niet gedaan. De volgende ochtend opgestaan met knallende migraine. Mijn ouders zijn me in de namiddag komen halen. Ik kon echt niets meer doen (trilde op mijn benen, zag wazig, misselijk), en de receptie had geen Dafalgan. Ik vond het erg spijtig omdat 1 dag later de spelen begonnen. Ik voelde het aan als falen.
Ik had mij weer ten volle gegeven, slecht geslapen.
Deze ervaringen hebben mij wel geleerd dat ik moet leren mijn grenzen te respecteren, dat ik anderen mag helpen, maar niet ten koste van mijn eigen gezondheid.
Ik zou nochtans heel graag zo nog af en toe eens meehelpen tijdens zo een kamp. Het doet zo’n deugd, en herinnert mij eraan dat ik dankbaar moet zijn met wat ik heb. Dat ik mezelf moet aanvaarden zoals ik ben, en vooral ook dat anderen het fijn vinden als iemand hen met respect behandelt en met een glimlach.
Reactie plaatsen
Reacties
De job die ik het langst en het liefst gedaan heb was mijn werk met zeer diep mentaal gehandicapte volwassenen. Ik heb dat doodgraag gedaan maar ben moeten vertrekken omdat het fout liep met de collega’s. Nu kan ik dat fysiek niet meer aan. Maar ik heb er wel ontzettend mooie herinneringen aan. Die koester ik nog steeds. En die kan niemand me nog afnemen!
Ik begrijp wat je bedoelt Pascale. Dat werk dat je moest doen voor de paralympics dat zou ik niet kunnen. Knap dat je dat toch deed.
Zo herkenbaar, zo graag willen maar je grenzen niet kennen en er keihard overheen gaan. Wel gave jobs heb je gedaan!